De eerste Hollandse Diepramen

Elders hebt u kunnen lezen dat Hendrick Symonsz Diepraam van Santen de eerste Diepraam in ons land was. Hij werd in 1596 geboren in Xanten, de Rijnlandse stad van vóór de jaartelling, en vluchtte om zijn geloof naar Rotterdam. Daar trouwde hij op 14 september 1621, dus op 25-jarige leeftijd, met Ingetje Pieters.

Zo staat het geschreven in het Stadstrouwboek van Rotterdam, maar niet helemaal precies zo. Er moet wat met de ogen of de oren van de stadsklerk aan de hand geweest zijn. Hij noteerde op die dag dat "het houwelyck was gesloten tussen Hendrick Dirx Diephaen van Santen en Ingetgen Pietersd..., jongeluyden.1 Nu komt het vaker voor dat de naam Diepraam onjuist wordt uitgesproken en gespeld. Maar Diephaen is voor een echte Diepraam toch een bijna onverteerbare fout. Bovendien heette de vader van Hendrick niet Dirck; dat was zijn broer.

En dat in een huwelijksakte of het Stadstrouwboek. Gelukkig bleef het huwelijkscontract tot de dood van Hendrick geldig en ongebroken. Het zal je maar gebeuren.

Spellingsverschillen

Die spellingsverschillen van de naam kwamen al in het Rijnland voor, maar woekerden ook in Rotterdam nog lang door, want in de 17e en 18e eeuw namen klerken het niet zo nauw. Ze schreven bij ambtenaren en notarissen maar op wat ze hoorden. En hun chefs, de commiezen en referendarissen, tilden er ook niet zo zwaar aan.

In de genealogische studie van W.A. van Rijn over Het geslacht Diepraam in de 17de eeuw te Rotterdam kom je herhaaldelijk die verschrijvingen tegen. Van Rijn houdt zich punctueel aan wat hij in de handschriften ziet.

In elk geval werden al op 23 januari 1622 Hendrick en zijn echtgenote verblijd met hun eersteling, een zoon die de naam Arent kreeg. Bijna zeker was hij de zich later Abraham noemende kunstschilder en glasschrijver, zoals ook Van Rijn vermoedt.2

De naamspelling zoals die waaraan de slaperige Rotterdamse stadsklerk zich bezondigde, komt in de latere bronnen die Van Rijn raadpleegt, echter niet meer voor. Dat waren vooral notariële akten, maar ook daarin wijzigde de spelling zich herhaaldelijk. In zo'n akte uit 1628 valt te lezen dat Hendrick Simonss, kleermaker, geen Dirx in zijn naam heeft, maar dat hij in Santen (Xanten) een broer heeft die Dirck Simonssz heet.3 Wie niet van schoonheidfoutjes houdt, zal evenwel opmerken dat bij Dirck achter de twee essen nog een z staat, maar bij Hendrick niet. Werd hij in Xanten niet meer meegeteld omdat hij Luthers was geworden?

In een akte van 1632 noemt men hem echter gewoon Simonsz, maar daar is het Henrick, wat een beetje lijkt op Heinrich. Hij was toch van over de grens, nietwaar?4

In een nog latere notariële testamentaire akte, namelijk een van 3 januari 1649, heet onze eerste Hollandse voorvader gewoon zoals we hem uit de genealogie kennen en zijn vrouw is niet meer Ingetgen. Van Rijn haalt die akte uitgebreid aan.5 We nemen daar wat van over.

Notaris Arent van der Graeff laat zijn klerk het volgende opschrijven: "Hendrick Sijmonssz. Diepraem, cleermaker, ende Ingetje Pietersdr., echteluyden, wonende binnen deser stede, mij notaris bekent, hij Hendrick Sijmenssz. sieck van lichame ende sij Ingetje Pietersdr. clouck ende gesont, doch beide haer verstant wel hebbende ende gebruyckende soo opentlijck bleeck" ... "verclaerden in alle deselve d'een d'ander d'eerststervende de langstlevende over de weder over tot sijne ofte hare eenige ende universele erffgename genomineert ende geïnstitueert te hebben gelijck irrespective nomineren ende institueren bij desen, mits de langstlevende gehouden en verbonden blijft hun testanten minderjarige kinderen, d'eerststervende in levende na te laten, te alimenteren, onderhouden ende versorgen van kost, dranck, clederen ende andere behouften tot haren mondigen eigen ofte huywelijcken state toe ende middelerwijle deselve te doen ende laten leeren lesen en schrijven ende eenigh hantwerck ofte andere eerlijcke exercitie daer mede deselve een kost sullen konnen verdienen..." en wat er dan nog verder volgt. Abraham, de oudste van de kinderen, "krijgt een nobel voor 't leeren van een ambacht ofte konste van glaesschrijven als schilderen...".6 De andere twee zoons Pieter en Jan Diepraem krijgen "elcx de somme van hontert gulden van xx stuyvers 't stuck", maar dochter "Geertruijt Heijndricxdr. de somme van hontert vijftich gulden mede van xx stuyvers 't stuck".7

Zorg voor 'vermincte' dochter

't Meeste in geld krijgt echter de "vermincte dochter Catrina Heijndricxdr., de somme van tien hontert gulden van xx stuyvers 't stuck, het meerdere boven de legitieme portie deselve ten insichte van hare verminctheyt ende onmacht omme haer selve den kost te verdienen".

Ja, door de laatste bepaling die Hendrick en Ingetje testeerden (ofwel vermaken bij testament door een notariële akte), zien we dus een beetje een ontroerend slot. Zeker als men weet dat niet de verminkte Catrina, maar dochter Geertruyt later op dezelfde dag als haar moeder Ingetje Diepraam, geboren Pietersdr., overleed, namelijk op 24 september 1668. Was dat door verdriet en vrees alleen achter te blijven? Daarover is niets bekend.

Hendrick was toen allang dood. Hij blies namelijk op 14 april 1654 zijn laatste adem uit en werd dus 58 jaar. Van zijn vrouw Ingetje weten we niet de geboortedatum, maar ze overleefde Hendrick veertien jaar.

Hendrick en Ingetje woonden op de Blaak, nabij de Schrijnwerkerssteeg, zoals blijkt uit de verkoop van hun huis kort na Hendricks dood. Op 14 juli 1654 verkocht Ingetje namelijk "een huys ende erve, staende ende gelegen aan de noortsijde van de Blaeck binnen deser stad voor 3746 en een halve gulden" volgens een Protocol no.4329.8 Zo'n bedrag was een kapitaal in die tijd, dus mogen we er van uitgaan dat het een groot huis moet zijn geweest.

Namen en plaatsen in Rotterdam

Dit waren dus de eerste Diepramen in Rotterdam. Er zouden nog velen volgen, hoewel het nooit een groot geslacht is geworden. Arent ofwel Abraham, hun oudste zoon, woonde in de Dwars Jufferstraat. Jan Hendricksz, de tweede zoon, trouwde met Catelijntje Teunisdr. Die twee betrokken een huis op de Schiedamsedijk, waar ze vijf kinderen kregen. De dochter Geertruyt bleef ongehuwd. Van Catrina, ook wel Catharina genoemd, weten we dat ze in 't Hang woonde. Mogelijk met haar moeder Ingetje die volgens Van Rijns naspeuringen echter overleed "op de Huybrugge bij de Wane".9

Gek genoeg trouwde de verminkte Catrina wel, namelijk met ene Jan Jansz Kamerbeeck. Pieter Hendricksz was tweemaal gehuwd. Eerst met Petronella van der Knap, daarna met Maria Geertsdr. Hij woonde eerst in de Wijnstraat, toen ook in 't Hang en ten slotte op de Schiedamsedijk.

Bekijken we de genealogie die Van Rijn aan het einde van zijn stuk in De Nederlandsche Leeuw opstelde over de Diepramen in de 17e eeuw, dan komen we tot 39 mannelijke nazaten van Hendrick Symonsz Diepraam en tot 18 vrouwelijke.

Als uit die Diepraam-genealogie ook de voornamen van de mannelijke nazaten in de eerste lijn inventariseren, komen we tot het volgende. De meeste mannelijke werden Abraham genoemd, namelijk zes, Hendrick vijf, Johannes ook vijf, Jan, Pieter, Claas, Leendert, Jacob en Isaack komen drie keer voor, Willem twee en Aalbert, Anthony en Yemand ('Iemand') één keer.

Hendricks en Ingetjes vrouwelijke nakomelingen in de eerste lijn heetten 't meeste Catharina, namelijk vijf keer, drie keer was het Marijtije of Maertje of Marietje, twee keer was er een Sara, één keer een Johanna, een Anna, een Neeltje, een Maria, een Margareta en een Eva.

Ze woonden niet allemaal in Rotterdam. Sommigen kwamen naar Krimpen aan de Lek waar ze bestuurlijke posten bekleedden. De meesten bleven in de 17e eeuw echter Rotterdammers. Ze woonden op de Vest, de Botersloot, de Lombertstraat, de Baan, de Binnenweg, in de Westenwagenstraat en heel vaak in de Jufferstraat.

In totaal kwamen we dus 57 nakomelingen van de eerste Diepraam in die ene eeuw tegen. Misschien niet zoveel en wij als veel latere nakomelingen weten maar heel weinig van ze af. Kwam daarna misschien een vruchtbaarder periode? Dat kan geteld worden in de Diepraam-genealogie van de volgende drie eeuwen.

 

Noten
  1. Het bovenstaande is grotendeels gebaseerd op het genealogisch onderzoek van W.A. van Rijn dat werd opgenomen in De Nederlandsche Leeuw, maandblad van het Koninklijk Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde; XCVIIe jaargang, september 1980. Het vermelde staat in de Inleiding ervan
  2. idem Van Rijn, 1e kolom Nederlandsche Leeuw
  3. idem Van Rijn, 2e kolom
  4. zie bij Geschiedenis; Splitsing vanwege het geloof op deze site
  5. idem Van Rijn, kolom 283 Nederlandsche Leeuw
  6. een nobel was 50 stuivers; oorspr. Engelse gouden munt (14e eeuw), maar ook vanaf 1388 in Nederlandse gewesten geslagen
  7. xx stuyvers staat voor 20 stuyvers
  8. idem Van Rijn, kolom 283
  9. idem Van Rijn, kolom 285, waar hij naar een aangifte verwijst van haar overlijden bij de Rotterdamse Weeskamer in de week van 23-29 september 1668

(johd)

Wapen van Diepraam
'Oem truwe end holt'

Over oorsprong en verspreiding
van de naam Diepraam