De Duitse Diepramen

We hebben al veel geschreven over Nederlandse Diepramen: van Abraham tot Arie. Ook de Duitse oorsprong van de naam Diepraam komt uitgebreid aan bod op deze site. Maar wie waren die Duitse Diepramen? Welke mensen bestierden het riddergoed Diepraam in Kamp-Lintfort? En als de Nederlandse Diepramen afstammen van één Diepraam uit Xanten die uitweek naar Rotterdam, hoe zit het dan met de Diepramen die achterbleven in het Rijnland? We kijken nog eens goed naar de afstammelingen van de eerste landheren én we volgen de kronkelige weg die het bezit van het landgoed heeft afgelegd.

Vooraf: een overzichtskaart


Grotere kaart weergeven

 

In dit gebied woonden de mensen die een hoofdrol spelen in de vroege geschiedenis van de naam Diepraam, met Haus Dieprahm aan de Dieprahmsweg in Kamp-Lintfort in het middelpunt. Alle plaatsen die in dit artikel worden genoemd, zijn zichtbaar: Kamp, Lintfort, Rayen, Alpen, Budberg, Rheinberg, Baerl, Issum, Moers, na enig inzoomen Hoerstgen, en na enig uitzoomen ook Xanten, Wezel en (Nieuw-)Bergen aan de Maas.

Een Gelderse naam uit de middeleeuwen

Eerder kwamen we al te weten dat de naam Diepraam toetreedt tot de schriftelijke geschiedenis op een 12e-eeuwse kaart van Kloster Kamp. Daarop staat een riddergoed ingetekend met de naam Dippramme. Vervolgens moeten we twee eeuwen wachten voordat we in een document voor de eerste keer twee mannen ontmoeten die de naam Diepraam dragen. Twee broers, Gherart en Herman, trekken in 1369 met 14 andere edellieden ten strijde tegen de graaf van Berg en Ravensberg, zo laten zij in een oorkonde van de 17e december van dat jaar vastleggen.

“Wi Gherart van den Glinde, Gyseken van Bruichusen. Bartolt van der Steghen, Bernt in ghoen Haue, die alde, Godert van den Glinde, Johan Brant van Baerle, die alde, Henrich Prouyt, Arnt van den Egher, Bernt van Sleyswich, Jacob in ghoen Haue, Godert die Gruter, Gherart end Herman gheheyden in ghoen Dipprame gebruder, Bartolt Peeck, Wilham van Lutinghen en Johan van den Bruele maken kont allen luden end bekennen, dat wi semelich onversaagde manne worden syn eyns edelen mechtighen heren Wilhams greuen van den Berghe end te Ravensbergh, end hebben voert ghesekert end gheswaren auer den heylighen, oem truwe end holt te wesen, als omuersachte manne oren heren van rechte wesen sullen. In orkonde der waerheyt so hebbe wi onsse aen desen brief ghehanghen, alle argeliste hyrinne uytgescheden. Ghegheuen int jaar onss heren Dusent driehondert tsestich end neghen, des neysten maenendaghes nae sente Lucien daghe der heyligher juncvrouwen.”

De naam Diepraam komt in dat laatmiddeleeuwse tijdsgewricht in vele varianten voor. De meeste vormen kennen het voorvoegsel ‘ingen’, een Gelderse vorm van ‘in den’ of ‘van den’, hetgeen wil zeggen dat de drager van de naam woont ‘in de Diepraam’, ofwel het landgoed met zijn 14e-eeuwse waterburcht. In de akten kwamen we tal van verrassende schrijfwijzen tegen.

Krijgshaftige ridders

Het is niet helemaal duidelijk of Gherart of Herman de vader is van het vierkoppig nageslacht dat vanaf het einde van de 14e eeuw in de Keulse annalen verschijnt. Vaststaat dat de eerstgeboren zoon Gerard slechts kort wordt genoemd in twee laat-14e-eeuwse akten, maar dat broers Daem (de Dietse vorm van Adam) en Eyverhart (ofwel Evert) prominenten waren in het Rijnland. Dat blijkt uit tal van akten tot in de jaren twintig van de 15e eeuw. Daem blijft kinderloos, maar Evert huwt in 1409 ene Hadewigis. Het vierde kind van Gerard senior (of Herman) is een vrouw zonder naam, die in het huwelijk treedt met de ridder van Büdbergh gen Schink, een naburig landgoed.

Volgens een akte uit 1399 zijn Daem en Evert 'beleende mannen' van heer Gumprecht II, heer van Alpen en voogd van Keulen. Uit de akte blijkt dat het riddergoed Diepraam in Lintfort bij Kamp leengoed van de heer van Alpen is. (Alpen ligt tussen Xanten en Kamp-Lintfort.) Als een terzijde: Gumprecht is getrouwd met Ewenuldis van Harff – een achternaam die we in de 16e eeuw opnieuw tegenkomen. Daem en Evert betalen Gumprecht tienden volgens de 'abteilischen Kellnereirechnung': 25 malter rogge, 1 malter tarwe, 6 malter gerst, 9 malter boekweit en 6 malter haver. (Een malter of malder was een droge maateenheid en varieerde per Duitse windstreek. In Hessen bijvoorbeeld stond een malter gelijk aan vier simmer – ongeveer 128 hedendaagse liters.)

Dat waren kalmere tijden, want in 1393 zijn Gerard, Daem en Evert nog betrokken in een vete met de stad Keulen. De drie – net zulke krijgshaftige ridders als hun vader en oom, en net zo op hun zelfstandigheid gesteld – hebben de kant gekozen van de gebroeders Gerard en Rutger van Alpen, waarschijnlijk zoons van Gumprecht van Alpen. Het jaar erop, in april, sluiten de bentgenoten een wapenstilstand, met uitwisseling van de gevangenen. Ze beloven de stad bovendien verzoening. In oktober barst het strijdgewoel toch weer los: Evert wordt vanwege zijn aanspraken opnieuw vijand van de stad Keulen. Diverse mannen sluiten zich bij hem aan. In december bieden ze de stad wederom een wapenstilstand aan. Dat aanbod wordt schijnbaar geaccepteerd, want de rust keert ogenschijnlijk weer.

Uitverkoop in delen

Gerard junior moet in die tijd zijn overleden (omgekomen in de strijd?), want Daem is nu de eigenaar van de landerijen, waartoe ook het nabijgelegen landgoed upgher Stegen behoort (later bekend als Terstegen). Daem geeft in 1429 als leenheer toestemming aan een schenking aan zijn zwager Ludwig van Varsloe (of Berslo), burger te Duisburg, en zijn 'lieve nicht' Lysbeth van Büdbergh gen Schinken van jaarlijks 1 malder rogge uit de opbrengst van upgher Stegen, dat immers aan Daem leenplichtig was. Deze Lysbeth was een dochter uit het huwelijk van de ridder van Büdbergh en de voornoemde naamloze zus van Daem.

Zo’n tien jaar later zijn de erfgenamen van Haus Dieprahm de twee kinderen van Daems jongere broer Evert: Fye (wij zouden nu Sophie zeggen) en Daem. Die twee belenen in 1443 hun brouwhoeve (de latere brouwerij van Kamp) aan de aartsbisschop van Keulen. De monnik Petrus van der Holte krijgt het in bruikleen.

Daem trouwt met Gertrude van gen Rade. Rade (destijds ook bekend als Raye of Raay, nu het dorp Rayen) is een nabijgelegen landgoed langs de zuidelijke weg naar Vluyn. Daem en Gertrude worden gezegend met vijf kinderen: Drude (ofwel Gertrude), Emoide (in sommige akten Emondt genoemd), Geryt (ofwel Gerrit of Gerard), Fresa en Lysbeth. Emondt trouwt met Geirtrud ingen Hayf, maar krijgt geen kinderen – of althans geen kinderen die de volwassenheid bereiken. Van Geryt is weinig bekend, maar Lysbeth trouwt met iemand uit Juylich (het huidige Jülich). Fresa krijgt alom bekendheid als non en daarna priores van het klooster St. Barbaragarten in Rheinberg, ten oosten van Kamp-Lintfort.

De oudst geboren dochter Drude bepaalt echter het lot van het landgoed. Zij trouwt met Heinrich van Barle, toen een machtig man in de wijde omtrek. (Barle is het huidige Baerl, een dorpje aan de uiterwaarden van de Rijn, zo’n acht kilometer ten oosten van Kamp-Lintfort.) Heinrich is niemand minder dan de schout van Rheinberg en bovendien de oudere broer van Hillebrand van Barle ingen Halkum zu Haus Wagenberg. Dat Haus Wagenberg staat in Issum, ten noordwesten van Kamp-Lintfort. Normaal gesproken is Heinrich de eerste erfgenaam, maar in 1450 ziet hij af van aanspraak erop en gunt hij de burcht aan Hillebrand. Zijn huwelijk met Drude inghen Diepraem betekent dat hij zelf de titel en het eigendom van Haus Dieprahm in handen krijgt.

Andere adellijke families nemen het over

Vanaf Heinrich van Barle is Haus Dieprahm niet meer in het bezit van de mannelijke lijn vanaf de 14e-eeuwse Gerard en Herman. Intussen gaat de uitverkoop door: in 1471 verpatsen Drude en Heinrich de brouwhoeve definitief aan de abdij van Kamp. Ze vragen hiervoor toestemming aan hun leenheer, de aartsbisschop van Keulen. Daarna volgt voor Haus Diepraem een ingewikkeld spel van overerving, belening, overdracht en zelfs verkoop.

Eerst krijgt zoon Wilhelm van Barle het huis in handen, die het op zijn beurt overdraagt aan zijn zoon, die ook Wilhelm heet en net als zijn grootvader schout van Rheinberg wordt. Deze Wilhelm van Baerl krijgt twee kinderen: Johann en Anna. Johann ziet in 1547 af van aanspraak op Haus Dieprahm, waardoor de burcht opnieuw in handen van een andere familie valt: de misschien nog wel machtigere Van Honselers. Anna slaat namelijk Goswin van Honseler aan de haak. Goswin is een nazaat van Gerhard von Honselaer en dat is niemand minder dan Gerard III, graaf van Gelre (1207-1229).

De Van Honselers (een familienaam die tegenwoordig in Duitsland als Henzler wordt uitgesproken) zijn geen vreemden voor de Diepramen. Driekwart eeuw eerder doen ze al zaken met de Diepramen als Emondt in 1470 volgens een leenakte van het vorstendom Gelre en het graafschap Zutphen een ‘laetgoede’ bij Wetten behorend tot ‘den Hoff te Rade’ beleend aan Gerrit van Honseler en diens drie zoons Johan, Daem en Gosewijn. Dit hof te Rade is immers via zijn moeder Gertrude van gen Rade in het bezit van de familie gekomen. En die derde zoon Gosewijn? Dat is dezelfde Goswin die in het huwelijk treedt met Anna van Baerl en zo de titel ingen Diepraem overneemt.

Reformatie en contrareformatie

Het landgoed blijft niet lang in het bezit van deze jongste Van Honseler. Goswin krijgt twee zoons, Albrecht en Hermann. Albrecht huwt ene Anna von Harff, een dame uit hetzelfde huis als de Ewenuldis die in de 14e eeuw de echtgenote was van Gumprecht van Alpen. De titel ingen Diepraem laat Albrecht aan zijn jongere broer Hermann, maar die heeft niet lang plezier van zijn eigendom: er breken roerige tijden aan. In 1583 breekt de Keulse Oorlog uit, in het Duits ook bekend als de Truchsessischer Krieg. Dit reformatische oorlogsgeweld tussen de keurvorsten van Keulen en Beieren duurt tot 1588. Al in de eerste schermutselingen wordt het middeleeuwse kasteel grotendeels verwoest, waarna de ruïne er tot 1648 verlaten bijstaat.

In die eerste decennia van de 17e eeuw komen de roomse tegenkrachten in werking: de contrareformatie breekt uit. Het is de tijd waarin de Nederlandse aartsvader Hendrick Symonsz Diepraem naar Rotterdam vlucht. Over zijn vader Symon is niets bekend. Van wie stamt hij af? Van Albrecht of Hermann van Hoenseler? Van een van de oorspronkelijke ingen Diepraems? (Dat zou dan Emondt moeten zijn.) Of is hij gewoon een arbeider die werkzaam is geweest op het landgoed en zich daarnaar noemt? We weten het niet, ook al is dat laatste vrij onwaarschijnlijk, gezien de betrekkelijke rijkdom waarmee Hendrick in Rotterdam arriveert en de belangrijke functies die enkele nazaten van Symons andere zoon Dirk in later tijden bekleden.

Dirk blijft namelijk in Xanten achter, net als broer Jan. Hendrick onderhoudt nog wel contact met Dirk. Dat blijkt uit een notariële akte uit 1632. Daarin verklaren Hendrick en zijn Rotterdamse vrouw Ingetje Pieters tegenover notaris J.C. van der Swan dat zij met toestemming van broer Dirk, wonende te Xanten, het huis van hun overleden oom Geerlich Harmansz, gelegen aan de Korenmarkt in Wezel, overdragen aan broer Jan. De naam van die oom doet ons wel iets vermoeden: net als Symon is hij blijkbaar een zoon van ene Harman (of Hermann). Zou dat Hermann van Honseler ingen Diepraem zijn geweest? Als dat zo is, stammen de huidige Diepramen allemaal rechtstreeks af van de 12e-eeuwse graaf van Gelre, een lijn die negen eeuwen teruggaat. Daarop gaat zelfs onze vorstin niet prat…

Katholieke en evangelische Duitse nazaten

De (katholieke) nazaten van Dirk en Jan wonen nog tot in de 18e eeuw in Xanten en het naburige Beeck, een dorp aan de oostelijke oever van de Rijn en nu een wijk van Duisburg. Onze kennis over deze Duitse Diepramen reikt niet verder dan wat we te weten komen uit de diverse trouw- en doopakten. Over een paar van hen zijn iets meer feiten bewaard gebleven omdat ze toetreden tot het priesterambt. Zo wordt Heinrich Diepram in 1688 pastoor van Bergen aan de Maas in Limburg. Zijn neef Johannes Theodorus Antonius volgt in zijn voetsporen. De beroemdste geestelijke in die tak van de familie is zonder twijfels Arnoldus Lambertus. Arnold Diepram schopt het tot aartsdiaken en deken van Xanten en legt op 9 juni 1778 de eerste steen van de rooms-katholieke kerk van Moers, de grote stad ten zuidoosten van Kamp-Lintfort.

In een andere lijn wordt Theodorus Everhardus Diepram in 1739 vicaris in Appeldorn (niet ons Apeldoorn, maar een dorpje bij Kalkar) en is Franciscus Diepram pastoor van De Warcht vanaf 7 februari 1766. In exact datzelfde jaar vindt er achteraf gezien een nog veel opmerkelijkere gebeurtenis plaats: het huwelijk van de dochter van een Diepraam met een voorouder van een latere Luftmarschall. Johanna Mechtild Heix – roepnaam Anna – is de dochter van Jacobus Adolphus Heix (what’s in a middle name?) en Johanna Mechtildis Dieprahm. Op haar dertigste trouwt Anna Heix met Johannes Philippus Antonius (‘Jan’) de Nerée, een telg van de beroemde Gelderse familie De Nerée tot Babberich uit het naburige Zevenaar en Kalkar. Tot het nageslacht van Jan en Anna behoort ene Hermann Göring.

Net zo opmerkelijk is dat de broers Theodorus en Hermannus Diepraem naar Nederland emigreren, net als Hendrick Symonsz Diepraam een eeuw voor hen. Maar dan als rooms-katholieken, met Amsterdam en Zaandam als vestigingsplaatsen. Twee dochters van Hermannus, Helena en Anna, trouwen met Zaankanters. Anna krijgt zeven kinderen, die allen worden gedoopt in Oostzaandam. Hermannus moet zijn broer later zijn gevolgd, want de kinderen van Theodorus worden al in Amsterdam geboren, terwijl meer dan tien jaar later de kinderen van Hermannus nog in Xanten worden gedoopt. Niet voor niets is Hermannus nog met een Duitse getrouwd, terwijl Theodorus aan de naam te zien een Amsterdamse vrouw aan de haak heeft geslagen.

Toch houden daarna de meeste sporen van de naam Diepram op. Parallel aan de Xantense Diepramen komen we tot in de 18e eeuw nog wel allerlei andere Diepramen tegen uit nabijgelegen plaatsen als Rheinberg en Hoerstgen. (Hoerstgen is een kleine dorpskern ten westen van Kloster Kamp. Haus Dieprahm ligt ten zuiden van Kamp-Lintfort.) Hun verwantschap met de Diepramen uit Xanten en Wezel is niet klip en klaar aan te tonen en ook hun onderlinge familierelaties zijn moeilijk te reconstrueren. Een verklaring voor hun achternaam ligt mogelijk in de naam Klein-Diepram, een landgoed in Hoerstgen dat in de 15e eeuw nog bij de heerlijkheid hoorde, maar ook slachtoffer werd van de verkooplust van de laatmiddeleeuwse broer en zus Daem en Fye. Later werd dit gebied bekend als an gen quade Mechel en daarna als Quamechel. Oorspronkelijk was ook dit een ‘kürkölnische’ leen, ofwel een leen van de keurvorst van Keulen. In de 18e eeuw kwam het uiteindelijk in bezit van de families Mandercamp, Herken en Küthen.

Deze Diepramen uit Hoerstgen, die in akten opduiken vanaf de late 17e eeuw, zijn niet allemaal katholiek zoals de invloedrijke Xantense Diepramen. Een deel ervan blijkt in de 18e eeuw evangelisch te zijn geworden – althans volgens de registers van de mormonen in Salt Lake City. Ze noemen zich veelal Dieprahms of Dieprams, dus met een slot-s (‘van Diepram’ dus). Een andere tak noemt zich op gen Diprahm, op gen Dieprams, auf der Diepram, auf Diepram en tot slot an Diepram, analoog aan het ingen Diepraem uit de middeleeuwen, een nadrukkelijke verwijzing dat zij van het landgoed afkomstig zijn, in dit geval waarschijnlijk Klein-Diepram, omdat we in sommige 17e-eeuwse doopgegevens van de St. Joseph in Kamp ook de familienaam Kleinen Dieprams tegenkomen. Meer bevestiging van de hypothese dat het hier gaat om mensen die op het voormalige landgoed wonen, vinden we in namen als Stiers vulgo Dieprams, waarbij de laatste twee woorden staan voor ‘het volk van Diepraam’. Aan het einde van de 18e eeuw zien we ook de vormen Diepram oder Neerpasch en daarna Neerpasch an Diepram opduiken, waarna deze familie het achtervoegsel an Diepram laat vallen en verder als Neerpasch door het leven gaat. Dat roept de vraag op of dit eigenlijk nog wel Diepramen zijn.

Overerving en doorverkoop

En Haus Dieprahm, hoe loopt het daarmee af? Vanaf 1648 komt het landgoed in bezit van de familie von Boichhorst (of Boeckhorst). Het is niet duidelijk hoe de Boeckhorsten het land in handen krijgen, maar de positie van Johann Arnold von Boichhorst heeft er ongetwijfeld mee te maken. Johann Arnold is op dat moment de schout van Rheinberg – net als de Van Baerles in de eeuw ervoor. Hij wordt later zelfs de kanselier en raadsheer van de Keulse keurvorst, die uiteraard de machtige leenheer van het bescheiden landgoed is gebleven. Johann Arnolds weduwe Anna von Eschen krijgt op 14 april 1692 Haus Dieprahm beleend.

Dat het riddergoed ook weer niet zó belangrijk is, zagen we al bij eerdere eerste erfgenamen die hun erfgoed overdragen aan een jongere broer of zuster. Zo’n zelfde transactie vindt plaats bij de Boeckhorsten. Dochter Marie Christine, geboren ná haar broer Maximilian en zuster Maria Margaretha, wordt in 1698 beleend, samen met haar man Peter van Rysswick. Daarmee komt Haus Dieprahm in bezit van de familie Van Rysswick. Wie verantwoordelijk is voor de bouw van het huidige waterslot – dat als 18e-eeuws wordt gedateerd – is overigens niet bekend. Waren het de Van Rysswicks of de volgende eigenaren?

Peter en Marie Christine krijgen twee kinderen, Anna en Herrmann. Herrmann is de jongste, maar hij krijgt in 1715 voorlopig het leen en in 1726 in persona. Ook het bezit van de Van Rysswicks blijkt van korte duur, want op 28 februari 1730 draagt Herrmann het leen over aan zijn zwager, overste Johann von Roelen. Moeder Marie Christine stemt toe in die overdracht aan de familie Von Roelen. Deze Johann von Roelen wordt vanaf 1732 de commandant van Rheinberg en trouwt in zijn nadagen voor de tweede keer, met Anna Elisabeth von Dries. Hun dochter Maria Eleonora trouwt met de Franse graaf Damas, die vanaf 1780 wordt meebeleend. Maria Josepha is het enig kind van de graaf en Maria Eleonora. Zij trouwt tegen de wens van haar vader met generaal Richepanse van het Franse revolutionaire leger. De generaal staat helaas geen vrolijk lot te wachten. Napoleon stuurt hem naar Guadeloupe, waar hij sterft aan de gele koorts. In arren moede verkoopt Maria Josepha ergens na 1800 het huis aan de familie Von Jüchen, waarmee feitelijk de post-aristocratische geschiedenis van Haus Dieprahm begint.

De bloedige jaren na de Franse Revolutie gaan echter niet voorbij zonder dat de legende de ronde begint te doen dat Napoleon Bonaparte in 1812 in hoogsteigen persoon – maar onder de alias van hertog van Vicenza – overnacht in Haus Dieprahm, op doorreis naar Parijs na zijn smadelijke nederlaag in Rusland. Zijn slaapkamer huist in een van de twee torens en wordt daarom nog altijd de Napoleonsturm genoemd, aanvankelijk in de volksmond, hoewel dit laatste doorgaans geldt als een betrouwbare bron voor feiten uit het verleden.

Nog één eigendomswissel staat het huis te wachten. Kleindochter Johanna von Jüchen trouwt halverwege de 19e eeuw met Wilhelm Bird, die de naam van het slot omdoopt in Birdshof. Wilhelm krijgt één dochter, Adele, die in de jaren twintig van de vorige eeuw nog in Aken woont. Daardoor valt het huis toe aan Wilhelms jongere broer Hermann. Dat is niet zomaar iemand. Hermann Bird wordt een grootindustrieel door de Homburger Mühlenwerke op te richten en draagt in de 20e eeuw het bezit over aan zijn zoon William. Die verkoopt het in 1934 aan het mijnbouwbedrijf Friedrich-Heinrich-Bergwercks A.G., dat vier fabriekswoningen in het hoofdgebouw vestigt. Door het zakelijke gebruik raakt het kasteel langzaam maar zeker verwaarloosd. Begin jaren tachtig wordt het vervallen en in omvang flink geslonken landgoed verkocht aan de gemeente Kamp-Lintfort. Sinds 1982 wordt de voormalige ridderzetel beschermd als monument, waarna een projectontwikkelaar in opdracht van de gemeente het huis en de gronden transformeert tot een luxueus appartementencomplex.

(md)

Wapen van Diepraam
'Oem truwe end holt'

Over oorsprong en verspreiding
van de naam Diepraam